Overzicht neonatale diabetes
Abnormaliteiten in chromosoom 6q24
- Drie types abnormaliteiten werden beschreven: 1) paternele uniparentale disomie (50% van de sporadische TNDM), 2) paternale duplicatie van 6q24 (vaak gezien in familiale gevallen) en 3)abnormale methylatie van de maternale kopij van chromosoom 6 (sporadische gevallen).
- Ongeveer 70% van de transiënte vormen van neonatale diabetes worden veroorzaakt door abnormaliteiten in de chromosoom 6q24 regio.
- Laag geboortegewicht - gemiddeld 2000g.
- Extrapancreatische tekens: macroglossie bij 1/3 van de patiënten en occasioneel umbilicale herna.
- Ongeveer 50 à 60% herval bij transiënte vormen, vaak in de puberteit.
- Behandeling met insuline in de neonatale fase, bij herval dieet, orale antidiabetica en/of insuline.
- Genetische counseling: bij sporadische gevallen is er weinig kans op het voorkomen van de mutatie bij siblings of nakomelingen. Bij mannen bestaat er in geval van paternale duplicatie 50% kans op transmissie naar de nakomelingen. Bij vrouwen is er transmissie naar de kinderen (worden niet ziek, zonen kunnen wel hun risico op TNDM doorgeven aan hun kinderen).
Mutaties in ATP-gevoelig K-kanaal
- De meerderheid van patiënten met kir6.2 mutaties heeft ge?soleerde neonatale diabetes, meestal een permanente vorm. Ongeveer 20% van de patiënten heeft extrapancreatische tekens: ernstige of minder ernstige ontwikkelingsachterstand, eventueel epilepsie (DEND = Developmental delay, Epilepsy, Neonatal Diabetes).
- SUR1 neonatale diabetes heeft eenzelfde fenotype maar is vaker trans?ent van aard en het DEND syndroom is zeldzaam.
- Laag geboortegewicht - gemiddeld 2500g.
- Het ATP-gevoelig K-kanaal is opgebouwd uit 4 Kir6.2 en 4 SUR1 eenheden. Dit K-kanaal regelt de insuline secretie door het linken van intracellulaire ATP productie aan de membraan potentiaal van de betacel. Activerende KCNJ11 of ABCC8 mutaties reduceren de respons van het kanaal op ATP, waardoor het K-kanaal niet sluit, er geen depolarisatie en Ca influx ontstaat en dus ook geen insuline secretie (zie figuur).
- Behandeling met sulfonylurea geeft de beste glycemiecontrole. Ongeveer 90% van de patiënten kunnen succesvol omschakelen van insuline naar sulfonylurea. De dosis sulfonylurea is een stuk hoger dan de dosis gebruikt in type 2 diabetes. Het succes van de overschakeling wordt mede bepaald door de duur van de diabetes: hoe langer de patiënt diabetes heeft, hoe kleiner de kans op een succesvolle overschakeling.
- Genetische counseling: 15% familaal voorkomen in meerdere generaties, overerving kan autosomaal dominant of recessief zijn. De meerderheid van de sporadische gevallen ontstaan door de novo mutaties.
Overzicht van de verschillende vormen van neonatale diabetes
TNDM: transiënte neonatale diabetes mellitus; PNDM: permanente neonatale diabetes mellitus
Referenties: www.diabetesgenes.org en Murphy R, Ellard S and Hatterslay A. Nat Clin Pract Endocrinol Metab 2008, 4: 200-213